Onder de familie van de bijen (Apidea) vallen de honingbij, hommels en solitaire bijen.
In Nederland komen er ruim 300 soorten wilde bijen voor en de honingbij, Apis Mellifera. Als we het in Nederland over de honingbij hebben dan hebben we het over de Carnica honingbij (Apis mellifra carnica) , de donkere honingbij (Apis mellifra mellifra), de bastaardbij en de Buckfastbij.
Bekijk de zoekkaart ‘wilde bijen in tuinen‘
In Nederland wordt vooral met Buckfast- en Carnica bijen geïmkerd. Beide hebben bepaalde eigenschappen zoals: vruchtbaarheid, zachtaardigheid, zwermtraagheid, ziektebestendigheid (poetsgedrag), werklust). De imker kan voor zichzelf uitmaken wat voor hem/haar belangrijk is en op grond daarvan met een ras verdergaan. Van belang is natuurlijk om het ras dat men kiest ook raszuiver te houden, dit betekent dat je moet zorgen voor een raszuivere bevruchting. Dit kan door koninginnen te laten bevruchten op een bevruchtingsstation of door jonge raszuivere koninginnen te kopen van ‘koninginnenkwekers’.
Een koningin of zogeheten Moer en haar hofhouding
Het bijenvolk is dimorf, wat betekent dat er verschillende verschijningsvormen zijn binnen de soort. De koningin (moer), de dar (mannelijke bij) en werkster (vrouwelijke bij). De honingbij leeft in een samenwerkingsverband van één koningin, tienduizenden werkbijen en enkele honderden darren. De darren zijn er alleen gedurende het gedeelte van het jaar waarin de voortplanting moet plaatsvinden. Zowel de koningin als de werkbijen zijn vrouwtjes, geboren uit bevruchte eitjes, maar alleen de koningin kan zelf ook weer bevruchte eitjes leggen. De darren worden geboren uit onbevruchte eitjes. De koningin wordt een koningin omdat ze als larf een speciaal voedersap (koninginnengelei) krijgt.
De koningin is cruciaal in het voortbestaan van het bijenvolk, zij kan als enige bevruchte eitjes leggen, en scheidt feromonen af die van belang zijn voor verschillende processen binnen het volk. Een koningin kan zo’n 5 jaar worden. De werkbijen maken voor de aanstaande koninginnen speciale cellen (koninginnencellen of moerdoppen), maar als er onverwachts iets met de koningin gebeurt kan het volk ook een nieuwe koningin maken uit een larf van een bevrucht eitje in een gewone cel. Die cel wordt dan snel achteraf aangepast en heet een redcel.
De meeste mensen krijgen in hun leven alleen de werkbijen te zien. Het zijn namelijk de werkbijen die er op uitgaan om de voor het bijenvolk benodigde grondstoffen – nectar, stuifmeel, water en propolis – op te halen. De koningin blijft thuis om eitjes te leggen (in hoogseizoen tot wel 2000 per dag), en de darren zijn vooral geïnteresseerd in jonge onbevruchte koninginnen en in een verblijfsplaats bij een bijenvolk (wat ook een andere mag zijn dan waarin ze geboren zijn).
Een vrouwelijke werksterbij
Voor de ontwikkeling van ei tot bij is stuifmeel noodzakelijk. Voor de energiebehoefte (nodig voor het werk dat ze verrichten) gebruiken ze nectar. De stuifmeel wordt door de meeldraden van bloemen geleverd. Als er te weinig stuifmeel beschikbaar is, kan de bijenpopulatie zich niet goed ontwikkelen. Stuifmeel bevat namelijk eiwitten die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van ei tot bij. De nectar wordt hoofdzakelijk geleverd door nectariën in de bloemen. Propolis is hars dat afgenomen wordt van bjivoorbeeld Kastanjeknoppen en wordt onder andere gebruikt voor het desinfecteren van de cellen en dichtkitten van naden.
Bij dat fourageren zal een werkbij normaal gesproken niet verder dan zo’n 3 km vanaf het volk gaan. Bij terugkomst in het volk kan ze aan de ander werkbijen laten weten waar ze iets heeft gevonden door dat te laten proeven en door de zogeheten bijendans te doen.
De actieradius van de dar kan per vlucht zo’n 7 km zijn. Bovendien is een dar ook in andere bijenvolken welkom. Op die manier kunnen darren in hun leven behoorlijke afstanden overbruggen wat voor het voorkomen van inteelt, en het verspreiden van genetisch materiaal, natuurlijk wel belangrijk is.
Van ei tot bij
Tussen het leggen van een eitje en het weer doodgaan van de werkbij liggen in de zomermaanden (na de zwermtijd) 9 weken (3 weken totdat de werkbij uit de cel kruipt, 3 weken binnendienst, 3 weken buitendienst). In de winter leven de werkbijen veel langer. Dat kan doordat er aan het eind van de zomer steeds minder eitjes gelegd worden waardoor er ook steeds minder bijen hoeven te worden gevoed. Hierdoor houden de bijen in hun lichaam meer reserves over om als winterbijen langer (tot wel 6 maanden) te kunnen leven.
Naarmate de buitentemperatuur lager onder de 8 graden komt kruipen de bijen dichter bij elkaar in de wintertros waarbinnen ze gezamenlijk de temperatuur op ca. 15 graden proberen te houden. Hun brandstof is de voorraad opgeslagen honing. In de winter gaan er meer bijen dood dan dat er nieuwe bijkomen. Het volk wordt dus steeds kleiner. Zodra het wat warmer wordt begint de koningin weer steeds meer eitjes te leggen, maar pas rond 1 april komen er dagelijks evenveel bijen als er winterbijen doodgaan. Daarna groeit het volk weer. Dat kan dan zeer snel gaan zodat het volk in mei of juni gereed is om zich weer op te delen tot meerdere volken (het zwermen).
Van nature zal elk honingbijenvolk jaarlijks willen zwermen. Dat is de manier waarop er meer volken komen (volksvermeerdering). Eerst vertrekt de oude koningin met een gedeelte van het volk, daarna een (of meerdere) jonge koninginnen met eveneens een gedeelte van het volk. Die jonge koninginnen moeten dan later nog wel bevrucht worden (bruidsvlucht).
Een gezond bijenvolk bestaat in de zomer uit 30.000 tot 50.000 vrouwelijke werkbijen, enkele honderden mannelijke bijen (darren) en één koningin Bijen bouwen van was verticale raten met cellen. Deze cellen dienen voor de opslag van honing, stuifmeel (belangrijk voor de ontwikkeling van de larfjes) en als broedplaats. De koningin begint vanuit het midden van de raat eitjes te leggen in een cel, dat zich daarna ontwikkelt van larf tot jonge bij. Dit duurt 21 dagen bij een werkbij, 24 dagen bij een dar en 16 dagen bij een koningin.
Een mannelijke dar
Temperatuur
In de periode dat er broed in het bijenvolk is houdt het volk de temperatuur op 35 C. In de winter wordt de temperatuur op circa 12 C gehandhaafd, ook al is het buiten de kast nog zo koud. De bijen houden geen winterslaap maar “zitten in rust” Zonder de zorg van een imker kan een bijenvolken zich in Nederland in de vrije natuur soms nog een tijdje in leven houden, maar op den duur zullen ze door gebrek aan voedsel of ziekten niet overleven. Voldoende goede imkers zijn dus van groot belang voor de instandhouding van de bijenstand.
Onder de familie van de bijen (Apidea) vallen de honingbij, hommels en solitaire bijen.
In Nederland komen er ruim 300 soorten wilde bijen voor en de honingbij, Apis Mellifera. Als we het in Nederland over de honingbij hebben dan hebben we het over de Carnica honingbij (Apis mellifra carnica) , de donkere honingbij (Apis mellifra mellifra), de bastaardbij en de Buckfastbij.
Bekijk de zoekkaart ‘wilde bijen in tuinen‘
In Nederland wordt vooral met Buckfast- en Carnica bijen geïmkerd. Beide hebben bepaalde eigenschappen zoals: vruchtbaarheid, zachtaardigheid, zwermtraagheid, ziektebestendigheid (poetsgedrag), werklust). De imker kan voor zichzelf uitmaken wat voor hem/haar belangrijk is en op grond daarvan met een ras verdergaan. Van belang is natuurlijk om het ras dat men kiest ook raszuiver te houden, dit betekent dat je moet zorgen voor een raszuivere bevruchting. Dit kan door koninginnen te laten bevruchten op een bevruchtingsstation of door jonge raszuivere koninginnen te kopen van ‘koninginnenkwekers’.
Een koningin of zogeheten Moer en haar hofhouding
Het bijenvolk is dimorf, wat betekent dat er verschillende verschijningsvormen zijn binnen de soort. De koningin (moer), de dar (mannelijke bij) en werkster (vrouwelijke bij). De honingbij leeft in een samenwerkingsverband van één koningin, tienduizenden werkbijen en enkele honderden darren. De darren zijn er alleen gedurende het gedeelte van het jaar waarin de voortplanting moet plaatsvinden. Zowel de koningin als de werkbijen zijn vrouwtjes, geboren uit bevruchte eitjes, maar alleen de koningin kan zelf ook weer bevruchte eitjes leggen. De darren worden geboren uit onbevruchte eitjes. De koningin wordt een koningin omdat ze als larf een speciaal voedersap (koninginnengelei) krijgt.
De koningin is cruciaal in het voortbestaan van het bijenvolk, zij kan als enige bevruchte eitjes leggen, en scheidt feromonen af die van belang zijn voor verschillende processen binnen het volk. Een koningin kan zo’n 5 jaar worden. De werkbijen maken voor de aanstaande koninginnen speciale cellen (koninginnencellen of moerdoppen), maar als er onverwachts iets met de koningin gebeurt kan het volk ook een nieuwe koningin maken uit een larf van een bevrucht eitje in een gewone cel. Die cel wordt dan snel achteraf aangepast en heet een redcel.
De meeste mensen krijgen in hun leven alleen de werkbijen te zien. Het zijn namelijk de werkbijen die er op uitgaan om de voor het bijenvolk benodigde grondstoffen – nectar, stuifmeel, water en propolis – op te halen. De koningin blijft thuis om eitjes te leggen (in hoogseizoen tot wel 2000 per dag), en de darren zijn vooral geïnteresseerd in jonge onbevruchte koninginnen en in een verblijfsplaats bij een bijenvolk (wat ook een andere mag zijn dan waarin ze geboren zijn).
Een vrouwelijke werksterbij
Voor de ontwikkeling van ei tot bij is stuifmeel noodzakelijk. Voor de energiebehoefte (nodig voor het werk dat ze verrichten) gebruiken ze nectar. De stuifmeel wordt door de meeldraden van bloemen geleverd. Als er te weinig stuifmeel beschikbaar is, kan de bijenpopulatie zich niet goed ontwikkelen. Stuifmeel bevat namelijk eiwitten die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van ei tot bij. De nectar wordt hoofdzakelijk geleverd door nectariën in de bloemen. Propolis is hars dat afgenomen wordt van bjivoorbeeld Kastanjeknoppen en wordt onder andere gebruikt voor het desinfecteren van de cellen en dichtkitten van naden.
Bij dat fourageren zal een werkbij normaal gesproken niet verder dan zo’n 3 km vanaf het volk gaan. Bij terugkomst in het volk kan ze aan de ander werkbijen laten weten waar ze iets heeft gevonden door dat te laten proeven en door de zogeheten bijendans te doen.
De actieradius van de dar kan per vlucht zo’n 7 km zijn. Bovendien is een dar ook in andere bijenvolken welkom. Op die manier kunnen darren in hun leven behoorlijke afstanden overbruggen wat voor het voorkomen van inteelt, en het verspreiden van genetisch materiaal, natuurlijk wel belangrijk is.
Van ei tot bij
Tussen het leggen van een eitje en het weer doodgaan van de werkbij liggen in de zomermaanden (na de zwermtijd) 9 weken (3 weken totdat de werkbij uit de cel kruipt, 3 weken binnendienst, 3 weken buitendienst). In de winter leven de werkbijen veel langer. Dat kan doordat er aan het eind van de zomer steeds minder eitjes gelegd worden waardoor er ook steeds minder bijen hoeven te worden gevoed. Hierdoor houden de bijen in hun lichaam meer reserves over om als winterbijen langer (tot wel 6 maanden) te kunnen leven.
Naarmate de buitentemperatuur lager onder de 8 graden komt kruipen de bijen dichter bij elkaar in de wintertros waarbinnen ze gezamenlijk de temperatuur op ca. 15 graden proberen te houden. Hun brandstof is de voorraad opgeslagen honing. In de winter gaan er meer bijen dood dan dat er nieuwe bijkomen. Het volk wordt dus steeds kleiner. Zodra het wat warmer wordt begint de koningin weer steeds meer eitjes te leggen, maar pas rond 1 april komen er dagelijks evenveel bijen als er winterbijen doodgaan. Daarna groeit het volk weer. Dat kan dan zeer snel gaan zodat het volk in mei of juni gereed is om zich weer op te delen tot meerdere volken (het zwermen).
Van nature zal elk honingbijenvolk jaarlijks willen zwermen. Dat is de manier waarop er meer volken komen (volksvermeerdering). Eerst vertrekt de oude koningin met een gedeelte van het volk, daarna een (of meerdere) jonge koninginnen met eveneens een gedeelte van het volk. Die jonge koninginnen moeten dan later nog wel bevrucht worden (bruidsvlucht).
Een gezond bijenvolk bestaat in de zomer uit 30.000 tot 50.000 vrouwelijke werkbijen, enkele honderden mannelijke bijen (darren) en één koningin Bijen bouwen van was verticale raten met cellen. Deze cellen dienen voor de opslag van honing, stuifmeel (belangrijk voor de ontwikkeling van de larfjes) en als broedplaats. De koningin begint vanuit het midden van de raat eitjes te leggen in een cel, dat zich daarna ontwikkelt van larf tot jonge bij. Dit duurt 21 dagen bij een werkbij, 24 dagen bij een dar en 16 dagen bij een koningin.
Een mannelijke dar
Temperatuur
In de periode dat er broed in het bijenvolk is houdt het volk de temperatuur op 35 C. In de winter wordt de temperatuur op circa 12 C gehandhaafd, ook al is het buiten de kast nog zo koud. De bijen houden geen winterslaap maar “zitten in rust” Zonder de zorg van een imker kan een bijenvolken zich in Nederland in de vrije natuur soms nog een tijdje in leven houden, maar op den duur zullen ze door gebrek aan voedsel of ziekten niet overleven. Voldoende goede imkers zijn dus van groot belang voor de instandhouding van de bijenstand.
Dit delen: